Hoger beroep Socialezekerheidsrecht - Uitspraken.nl (2024)

  • Home
  • Zoeken
  • Nieuws
  • Over ons
  • Hoger beroep Socialezekerheidsrecht - Uitspraken.nl (1)
  • Hoger beroep Socialezekerheidsrecht - Uitspraken.nl (2)

Zoeken naar rechterlijke uitspraken en jurisprudentie

Via Uitspraken.nl kunt u eenvoudig zoeken in onze online uitspraken databank door het invoeren van één of meerdere trefwoorden. Het is uiteraard ook mogelijk om te zoeken op wetsartikelen, zaaknummer, ECLI nummer of het oude LJN nummer.

1 mei 2024

ECLI:NL:CRVB:2024:901

Op 1 mei 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van socialezekerheidsrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is 22/2878 WAJONG, bekend onder ECLI code ECLI:NL:CRVB:2024:901.

Soort procedure

Hoger beroep

Instantie

Centrale Raad van Beroep

Rechtsgebied

Bestuursrecht » Socialezekerheidsrecht

Zaaknummer(s)

22/2878 WAJONG

Datum uitspraak

1 mei 2024

Datum gepubliceerd

8 mei 2024

Uitspraak

22/2878 WAJONG

Datum uitspraak: 1 mei 2024

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van

22 juli 2022, 21/4688 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante]

te

[woonplaats]

(appellante)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

SAMENVATTING

Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht heeft geweigerd appellante een uitkering op grond van de Wajong toe te kennen. Volgens appellante beschikte zij duurzaam niet over arbeidsvermogen en had zij om die reden als jonggehandicapte moeten worden aangemerkt. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv terecht heeft geweigerd appellante een Wajong-uitkering toe te kennen.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. C. de Blaeij, advocaat, hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 7 februari 2024. Namens appellante is verschenen, mr. De Blaeij en de vader van appellante,

[naam vader]

. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A.M.M. Schalkwijk.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellante, geboren op

[geboortedatum]

1991, heeft met een door het Uwv op

21 september 2020 ontvangen formulier een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Het Uwv heeft vervolgens een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht, waarna geconcludeerd is dat appellante arbeidsvermogen heeft. Met een besluit van 5 februari 2021 heeft het Uwv vervolgens geweigerd appellante een Wajong-uitkering toe te kennen, omdat zij over arbeidsvermogen beschikt.

1.2.

Bij besluit van 15 oktober 2021 (bestreden besluit) heeft het Uwv het hiertegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Hieraan liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Daarbij heeft de rechtbank het volgende overwogen.

Datum in geding

2.1.1.

Appellante is op

[geboortedatum]

2009 achttien jaar geworden. Haar gezondheidsklachten komen vanaf 2011 duidelijk naar voren en in 2014 wordt voor het eerst een diagnose (Hashimoto) gesteld. In de zomer van 2014 is appellante afgestudeerd. Uit het dossier is verder gebleken dat in 2017 een verslechtering heeft plaatsgevonden. Appellante heeft in 2020 een laattijdige Wajongaanvraag gedaan. Partijen verschillen van mening over de vraag welke datum in geding nu van toepassing is. Het Uwv heeft gevonden dat de datum in geding in 2014 (einde van de studie) ligt, of anders uiterlijk 2016 (vijf jaar na het ontstaan van de klachten). Appellante heeft gevonden dat de datum in geding in 2019 (vijf jaar na de eerste diagnose) ligt en dat dus de verslechtering in 2017 moet worden meegewogen.

2.1.2.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de precieze datum in geding in dit geval echter

niet relevant is. Uit de rapporten van de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts

bezwaar en beroep is namelijk gebleken dat zij voor hun beoordeling hebben gekeken naar de situatie van appellante op het moment van het spreekuur van de primaire verzekeringsarts in december 2020. Uit de beschikbare (medische) informatie is gebleken dat de gezondheid van appellante tussen de mogelijke data in geding en het spreekuur van de primaire verzekeringsarts niet is verbeterd, maar eerder is verslechterd. De klachten en beperkingen

van appellante waren dus op het feitelijke beoordelingsmoment niet minder ernstig dan op de mogelijke data in geding. Het gehanteerde beoordelingsmoment kan daarom niet tot een

onderschatting van de klachten en beperkingen van appellante hebben geleid.

De medische beoordeling

2.2.1.

Bij de beoordeling heeft de rechtbank voorop gesteld dat het voor iedereen duidelijk is dat appellante ernstige (vermoeidheids)klachten heeft. Die vermoeidheidsklachten waren al ernstig tijdens de beoordeling door de verzekeringsartsen. Uit de dagboeken van appellante is gebleken dat de klachten sindsdien fors zijn verergerd en dat is op de zitting ook erkend. Die toename van klachten maakt de beoordeling lastiger. De uitslagen van het onderzoek door het CVS/ME Medisch Centrum (vastgelegd in het rapport van 8 maart 2022) zijn daardoor niet één op één over te zetten naar het eerdere beoordelingsmoment (december 2020) dat het uitgangspunt heeft gevormd voor de beoordeling door de verzekeringsartsen.

2.2.2.

Uit het rapport van de primaire verzekeringsarts is gebleken dat tijdens het spreekuur is

uitgevraagd en onderzocht welke klachten appellante op dat moment ervaart. Er is ook gekeken naar de beschikbare medische informatie. De vermoeidheidsklachten, inspanningsklachten en POTS-klachten van appellante zijn onderkend en zijn door de verzekeringsartsen als uitgangspunt genomen. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de verzekeringsartsen bij het beoordelen van het arbeidsvermogen onvoldoende rekening hebben gehouden met de klachten van appellante. Er is een urenbeperking van vier uur per dag aangenomen en er is ook rekening gehouden met het beperken van stress en fysieke belasting. Dat aan die klachten achteraf een andere diagnose verbonden is betekent nog niet dat de klachten niet voldoende serieus genomen zijn. De verzekeringsartsen hebben geconcludeerd dat appellante ten minste vier uur per dag belastbaar is en dat zij ten minste één uur aaneengesloten kan werken. Die beoordeling is de specifieke expertise van verzekeringsartsen en de rechtbank heeft in wat appellante heeft aangevoerd geen reden gezien aan dat medisch oordeel te twijfelen.

2.2.3.

Het Uwv heeft op basis van de rapporten van de verzekeringsartsen er van mogen uitgaan dat appellante arbeidsvermogen heeft. Het Uwv heeft daarom terecht beslist dat appellante geen recht heeft op een Wajong-uitkering.

Het standpunt van appellante

3.1.

Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante heeft tegen de uitspraak aangevoerd dat de rechtbank onvoldoende gemotiveerd heeft waarom het standpunt van de verzekeringsartsen moet worden gevolgd. De informatie van cardioloog F.C. Visser en arts H. Pekelharing, waarbij onderscheidenlijk de diagnose CVS/ME is gesteld en bevestigd wordt dat aan de criteria voor CVS/ME is voldaan, is door de verzekeringsartsen ten onrechte niet betrokken bij het vaststellen van de beperkingen en belastbaarheid. Evenmin is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep gebruik gemaakt van het ‘verzekeringsgeneeskundig protocol Chronische vermoeidheidssyndroom’, de ‘multidisciplinaire richtlijn CVS’ en het advies van de Gezondheidsraad CVS/ME uit 2018. Appellante is van mening dat zij geen arbeidsvermogen heeft en dat die situatie duurzaam is. Appellante heeft filmbeelden overgelegd, waaruit blijkt van een verslechterde medische gezondheidstoestand.

Het standpunt van het Uwv

3.2.

Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

4.1.

De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de weigering van de Wajong-uitkering in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt.

4.2.

De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.

4.3.

Een betrokkene heeft recht op een Wajong-uitkering als hij jonggehandicapte is in de zin van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong. Daarvan is sprake als een betrokkene geen arbeidsvermogen heeft. Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten heeft een betrokkene geen arbeidsvermogen als hij (a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, (b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, (c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur, of (d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is. Het Uwv moet dus beoordelen of een betrokkene voldoet aan (ten minste) een van deze vier genoemde voorwaarden. De beoordeling van het arbeidsvermogen is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek. Beide aspecten worden hieronder besproken.

4.4.

In geschil is of het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellante, gelet op de gezondheidssituatie ten tijde van de aanvraag, arbeidsvermogen heeft. Het geschil spitst zich daarbij toe op de vraag of voldaan is aan de voorwaarde dat appellante niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur en niet ten minste vier uur per dag belastbaar is.

4.5.

De gronden die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd zijn in essentie een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft deze gronden gemotiveerd besproken en heeft overtuigend gemotiveerd waarom deze niet slagen. Met de rechtbank wordt geoordeeld dat het onderzoek van het Uwv zorgvuldig is geweest. De rechtbank heeft terecht de conclusie van de verzekeringsartsen gevolgd dat appellante ten minste vier uur per dag belastbaar is en dat zij ten minste één uur aaneengesloten kan werken. De overwegingen die aan dit oordeel van de rechtbank ten grondslag liggen worden onderschreven. Hieraan wordt het volgende toegevoegd.

4.6.

Het standpunt van appellante over het door de verzekeringsartsen niet betrekken van de informatie van cardioloog Visser (Cardiozorg) en arts Pekelharing (CVS/ME Medisch Centrum) bij het vaststellen van de beperkingen en belastbaarheid, slaagt niet. Uit de rapporten van 30 september 2021, 1 april 2022 en 20 mei 2022 is gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep deze informatie zorgvuldig in de oordeelsvorming heeft meegewogen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarbij afdoende gemotiveerd dat er, rekening houdend met de objectiveerbare klachten van appellante en de door de verzekeringsartsen aangenomen beperkingen, geen aanleiding is om de beoordeling van het arbeidsvermogen van appellante te herzien. De info van arts Pekelharing van 8 maart 2022 heeft voorts betrekking op de medische situatie op de datum van zijn onderzoek kort daarvoor, toen sprake was van een verslechterde gezondheidstoestand van appellante. De rechtbank heeft daarom terecht geoordeeld dat de uitslagen van het onderzoek door het CVS/ME Medisch Centrum daardoor niet één op één zijn over te zetten naar het eerdere beoordelingsmoment (december 2020) dat het uitgangspunt heeft gevormd voor de beoordeling door de verzekeringsartsen. De rechtbank wordt eveneens erin gevolgd dat het hanteren van dit beoordelingsmoment niet kan hebben geleid tot een onderschatting van de klachten en beperkingen van appellante. Anders dan door appellante is betoogd, kan de na het door de verzekeringsartsen gehanteerde beoordelingsmoment opgetreden verslechtering in haar gezondheidssituatie niet leiden tot een ander oordeel.

4.7.

Het enkele gegeven dat uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet blijkt dat deze bij de beoordeling gebruik heeft gemaakt van het verzekeringsgeneeskundig protocol CVS en de multidisciplinaire richtlijn CVS geeft onvoldoende reden om te twijfelen aan de juistheid van de vaststelling van de beperkingen en belastbaarheid van appellante. Uit vaste rechtspraak, bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 1 september 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:1919), volgt dat verzekeringsgeneeskundige protocollen– dus ook het protocol CVS– slechts bedoeld zijn als hulpmiddel bij de verzekeringsgeneeskundige beoordeling. Uit de rapporten van de artsen van het Uwv blijkt dat zij een op de persoon van appellante toegesneden onderzoek hebben verricht en aan de hand daarvan haar beperkingen en belastbaarheid hebben beoordeeld. Zoals hiervoor overwogen onderschrijft de Raad de daaruit voortvloeiende conclusies. Ook de verwijzing van appellante naar het advies van de Gezondheidsraad is onvoldoende voor het oordeel dat de beperkingen van appellante niet juist zijn vastgesteld, reeds omdat dit advies van algemene aard is en niet ingaat op de individuele situatie van appellante Verwezen wordt naar de uitspraken van de Raad van 13 juni 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:1734) en 13 januari 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:69).

4.8.

Uit 4.5 tot en met 4.7 volgt dat de rechtbank het Uwv terecht heeft gevolgd in zijn standpunt dat appellante beschikte over arbeidsvermogen en om die reden niet als jonggehandicapte is aan te merken. De vraag naar de duurzaamheid kan daarom onbeantwoord blijven.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft.

6. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellante geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door C.F.E. van Olden-Smit, in tegenwoordigheid van

L.B. Vrugt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2024.

(getekend) C.F.E. van Olden-Smit

(getekend) L.B. Vrugt

Bijlage

Artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong

Jonggehandicapte is de ingezetene die:

a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;

b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.

Artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten

Betrokkene heeft geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong, indien hij:

a. a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;

b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;

c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of

d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.

'); $("#divLeeg").show(); } } else { $("#divLeeg").html('

Om met dossiers te kunnen werken dient u ingelogd te zijn.

Klik hier om in te loggen
of klik hier om u gratis te registreren.

'); $("#divLeeg").show(); $("#divDossier").hide(); } }); function refreshDossiers() { $.ajax({ type: "POST", url: "/service/dossier.ashx", data: 'v=7&g=' + $('#ctl00_cpSidebar_ccDossiers_txtGUID').val(), dataType: "json", success: function(response) { buildDropDownMenu(response) } }); } function buildDropDownMenu(data) { var html = ''; if (data.dossiers.length == 0) html += ''; else { $.each(data.dossiers, function(index, item) { html += '

  • ' + item.titel + ' (' + item.aantal + ')
  • ' }) } $("#divDropDownMenu").html(html); } function addUitspraak(dossierId) { $.ajax({ type: "POST", url: "/service/dossier.ashx", data: 'v=3&uid=' + $('#ctl00_cpSidebar_ccDossiers_txtUitspraakId').val() + '&di=' + dossierId + '&g=' + $('#ctl00_cpSidebar_ccDossiers_txtGUID').val(), dataType: "html", success: function(dossierId) { getDossier(dossierId); refreshDossiers(); } }); } function getDossier(dossierId) { laatsteDossierId = dossierId; if (laatsteDossierId == 0) { setGeenDossierGeselecteerd(); return false; } $.ajax({ type: "POST", url: "/service/dossier.ashx", data: 'v=2&di=' + dossierId + '&g=' + $('#ctl00_cpSidebar_ccDossiers_txtGUID').val(), dataType: "json", success: function(response) { buildDossier(dossierId, response) } }); } function buildDossier(dossierId, data) { $("#divLeeg").hide(); $('#ctl00_cpSidebar_ccDossiers_divSelecteerDossier').show(); $("#divDossier").show(); $("#divDossierTitel").html(''); $("#divDossierToolbar").html('Hoger beroep Socialezekerheidsrecht - Uitspraken.nl (5)'); $('#hypDossiers').text(data.titel); var html = ''; if (data.uitspraken.length == 0) html += '

    Dit dossier bevat nog geen uitspraken. Klik bij een uitspraak op een dossier icoon om een uitspraak toe te voegen.

    '; else { $.each(data.uitspraken, function(index, item) { html += '

    ' html += '

    ' + item.titel + '

    '; html += '

    ' html += '

    ' + item.datumuitspraak + '

    ' html += '

    ' + item.ecli + '

    ' html += '

    ' html += '

    ' }) } $("#divUitspraken").html(html); } function addDossier() { $.ajax({ type: "POST", url: "/service/dossier.ashx", data: 'v=4&dt=' + $('#ctl00_cpSidebar_ccDossiers_txtTitelNieuw').val() + '&g=' + $('#ctl00_cpSidebar_ccDossiers_txtGUID').val(), dataType: "html", success: function(dossierId) { $('#ctl00_cpSidebar_ccDossiers_divSelecteerDossier').slideDown('slow'); $('.dsrfrmnewctr').slideUp('slow'); getDossier(dossierId); refreshDossiers(); refreshParent(); } }); } function updateTitle(o, id) { $.ajax({ type: "POST", url: "/service/dossier.ashx", data: 'v=1&g=' + $('#ctl00_cpSidebar_ccDossiers_txtGUID').val() + '&dt=' + o.value + '&di=' + id, dataType: "html", async: true, success: function(dossierId) { refreshDossiers(); refreshParent(); getDossier(dossierId) } }); } function deleteDossier(di) { $("#dialog").dialog({ modal: true, width: 400, height: 176, text: 'Hallo', title: 'Dossier verwijderen', zIndex: 10000, autoOpen: true, dialogClass:'dialog', resizable: false, buttons: { "Ja": function() { $(this).dialog("close"); $.ajax({ type: "POST", url: "/service/dossier.ashx", data: 'v=5&di=' + di + '&g=' + $('#ctl00_cpSidebar_ccDossiers_txtGUID').val(), dataType: "html", success: function() { laatsteDossierId = 0; setGeenDossierGeselecteerd(); refreshDossiers(); refreshParent(); } }); }, "Nee": function() { $(this).dialog("close"); } } }); } function setGeenDossierGeselecteerd() { $("#hypDossiers").text("Selecteer een dossier"); $("#divLeeg").show(); $("#divDossier").hide(); $("#divLeeg").html('

    U heeft geen dossier geselecteerd.

    '); } function deleteUitspraak(di, ui) { $.ajax({ type: "POST", url: "/service/dossier.ashx", data: 'v=6&di=' + di + '&uid=' + ui + '&g=' + $('#ctl00_cpSidebar_ccDossiers_txtGUID').val(), dataType: "html", success: function() { getDossier(di); refreshDossiers(); } }); } function showNieuwDossier() { $('#ctl00_cpSidebar_ccDossiers_txtTitelNieuw').val('

    '); $(".dsrfrmnewctr").slideDown('slow'); }

    Nieuw dossier toevoegen

    Annuleren

    Weet u zeker dat u dit dossier en de uitspraken die hierin zijn opgenomen wilt verwijderen?

    Andere uitspraken Socialezekerheidsrecht, Hoger beroep

    Hoger beroep socialezekerheidsrecht

    15-5-2024

    ECLI:NL:CRVB:2024:947

    Bestreden besluit over de mate van arbeidsongeschiktheid op 73,72% terecht in stand gelaten. Tere...

    Hoger beroep socialezekerheidsrecht

    15-5-2024

    ECLI:NL:CRVB:2024:944

    Beëindiging ZW-uitkering op de grond dat appellant is staat wordt geacht meer dan 65% te kunnen v...

    Hoger beroep socialezekerheidsrecht

    15-5-2024

    ECLI:NL:CRVB:2024:941

    Afwijzing aanvraag voor een maatwerkvoorziening voor begeleiding terecht in stand gelaten. Het co...

    Hoger beroep socialezekerheidsrecht

    15-5-2024

    ECLI:NL:CRVB:2024:945

    Beëindiging ZW-uitkering op de grond dat appellante in staat wordt geacht meer dan 65% te kunnen ...

    Hoger beroep socialezekerheidsrecht

    15-5-2024

    ECLI:NL:CRVB:2024:951

    Weigering Wajong-uitkering toe te kennen. Terecht geoordeeld dat appellante op de dag dat zij ach...

    Hoger beroep Socialezekerheidsrecht - Uitspraken.nl (2024)
    Top Articles
    Latest Posts
    Article information

    Author: Merrill Bechtelar CPA

    Last Updated:

    Views: 5965

    Rating: 5 / 5 (50 voted)

    Reviews: 81% of readers found this page helpful

    Author information

    Name: Merrill Bechtelar CPA

    Birthday: 1996-05-19

    Address: Apt. 114 873 White Lodge, Libbyfurt, CA 93006

    Phone: +5983010455207

    Job: Legacy Representative

    Hobby: Blacksmithing, Urban exploration, Sudoku, Slacklining, Creative writing, Community, Letterboxing

    Introduction: My name is Merrill Bechtelar CPA, I am a clean, agreeable, glorious, magnificent, witty, enchanting, comfortable person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.